Translate our blog in your language.

Onze komende reis vanaf 3 mei

Onze komende reis vanaf 3 mei
Vanaf 3 mei: Noord Thailand, Laos en Cambodja (klik op de foto voor het reisverslag)

Wie zijn wij?

Wie zijn wij?
Wij zijn Henk en Jacqueline en wonen sinds 2012 op Bali. Wij gaan graag op ontdekkingsreis in Indonesie en andere landen in Azie

Welkom op ons blog

Welkom op ons blog

Aantal pageviews t/m vandaag

Aantal pageviews t/m vandaag

Totaal aantal pageviews t/m vandaag

Hot news

Een mijlpaal: Woensdag 23 december 2020
300.000 vieuws.

Translate our blog in your language

zondag 28 maart 2021

Een klomp met een zeiltje

 Onderweg op het strand gekiekt.


vrijdag 26 maart 2021

De fiets

Deze schitterende fiets is van deze hele aardige en vooral vriendelijke oude man die wij regelmatig treffen op het strand en bij de rijstvelden.





dinsdag 23 maart 2021

Rondje tuin

Vandaag nemen we onze bloglezers mee op een rondje tuin. De regentijd loopt op zijn eind en de planten hebben een paar maanden kunnen genieten van volop vers hemelwater. En dat uit zich in veel mooie bloemen die vooral de orchideeën dragen. Ook de zelf gestekte bougainvilleas doen het goed. Nog één of twee maanden en dan kunnen ze in grotere potten. 













zondag 21 maart 2021

Op het erf van...

We lopen bij ons huis vandaan rechtsaf. Aan het einde komen we bij de doorgaande weg en slaan daar linksaf de Jl. Randu Agung op en dan na 200 meter rechtsaf de Jalan Gatot Kaca in. Halverwege deze straat wonen Pak Wayan en Ibu Madé. Strak aan de straat staat hun warung met allerlei groenten, fruit en andere eetbare zaken zoals “tempe manis” en “pisang goreng”. Met toestemming lopen we daar het erf op en zien daar een grote berg ongewassen kleding. Naast de warung runnen zij ook een wasserij/strijkerij. Terwijl wij het erf oplopen zit Wayan een vers gevangen vis schoon te maken. De hoeveelheid was is minder groot dan in de tijd dat de school was geopend. Wegens Corona wordt er inmiddels al een jaar geen les gegeven op de SD School (Lagere school). In de tijd dat de school open is wordt er door veel families de schooluniformen naar deze wasserij gebracht om deze dan de volgende dag weer gewassen en gestreken op te halen.



Pak Wayan maakt een vissie schoon



Ibu Madé met haar moeder

vrijdag 19 maart 2021

Een prachtig verhaal

Dit verhaal heeft niks met ons leven op Bali te maken maar wij hebben op Java gereisd en hebben daar de vele Hollandse roots ontdekt. Alsmede door het gekend hebben en nog steeds kennen van Indische mensen in Nederland zijn wij gegrepen door dit levensverhaal.

“ Dokter”, vroeg ik, “wanneer ben je oud.”

“Zoals je je voelt jongen, ik weet het niet.”

“Over de 70?”

“Dan ben je aardig oud.”

“Over de 80?”

“Ja, dan wordt het echt oud.”

“88, ben ik nu… je wordt doof, je ziet minder. Mijn geest is nog goed, al word ik vergeetachtig.”

Veel mensen vinden dat we het moeten vergeten. Wat ik toentertijd allemaal heb willen vertellen, weet ik niet meer.

Niet Indonesische maar Indisch

Ik ben niet Indonesisch, maar ik ben Indisch. Ze snappen nog steeds niet wat het inhoudt. In het onderwijs krijgen kinderen niet veel over Nederlands-Indië te leren. Wij zijn geboren en getogen in Nederlands-Indië; gemengd ras, ook wel Indo’s of Indo-Europeanen, maar we spraken Nederlands, en voelden ons Nederlanders.

Ik ben in Soerabaja opgegroeid, maar heb niet altijd in Soerabaja gewoond. Mijn ouders hadden een huis op de plantage, mijn vader werkte bij een suikerfabriek, dan bij de ene en dan bij de volgende, de fabrieken waren in een kringetje gebouwd en lagen zo’n 30 km uit elkaar. Mijn vader was opzichter.

Mijn moeder had rijkeluis ideeën. Ze kweekte allerlei bloemen, planten en orchideeën. Orchideeën waren haar hobby. Ze liet van alles uit Nederland komen, zoals Delfts Blauwe potten. Die kwamen aan in kisten. Als kind vind je dat gewoon. Wij waren in goeden doen. De lagere school waar ik heen ging lag ook bij de suikerfabriek. Toen ik naar de mulo moest, vertrok ik naar opa en oma in Soerabaja en daar ben ik lange tijd gebleven, ook toen ik militair werd na de oorlog. Bij een tante je kinderen stallen of bij opa of oma is normaal in Indië.

De Jap kwam en alles ging dicht

Soerabaja was een mooie, prettige stad om te wonen. Ik kende er alle straten. Soerabaja zal ik nooit vergeten. Ik ging er naar de mulo, daarna wou ik de zee opgaan en in Soerabaja kon je naar de Zeevaartschool. Toen kwam de Jap en ging alles dicht.

Op mijn 14de jaar raakte ik mijn vader kwijt. Hij werd meteen kneip gezet door de Jappen, hij zat bij de stadswacht en werd geïnterneerd in een krijgsgevangenenkamp en vervolgens met een schip naar Japan getransporteerd om daar te werken, een torpedo raakte de schuit: boem en het was gebeurd. Mijn broer was in de oorlog ook snel kneip gezet, en heeft aan Birmaweg gewerkt.

Wij waren buitenkampers. Moeder had dat voor elkaar gekregen doordat ze aan kon tonen dat ze afstamde van een echte Javaanse. Verschillende keren ben ik opgepakt door de Kempeitai, ik heb gedacht dat ik het niet zou overleven. De Bersiapperiode heb ik als door een wonder doorstaan, ik heb mij letterlijk onder de lijken uitgeworsteld in de Simpangclub; op sterven na dood.

Na de oorlog ben ik meteen bij de KNIL gegaan. Daarmee kon ik wat rekeningen vereffenen. Maar de oorlog ging verloren. Ik kwam in 1950 uit het leger, en toen begon alweer rottigheid, ze kenden mij als militair en ik kreeg geen baan, al solliciteerde ik overal, maar ze vertrouwden mij niet. Ik ontmoette een vriend die hetzelfde overkwam. Laten we naar Djakarta gaan stelde hij voor.

Een baan bij General Motors

We hadden net geld voor de heenreis. Drie dagen hebben we niet gegeten en gedronken, in het park geslapen. Ik had er een oom, maar ik wist zijn adres niet. Er moet iets gebeuren anders gaan we dood, dachten we. En wie komt er aan? Mijn oom op een motorfiets en vraagt: Wat doe jij hier? Twee maanden heb ik bij mijn oom in de garage gewerkt.

In Djakarta was het moeilijk om aan het werk te komen. Ik was automonteur/chauffeur. Van motoren wist ik veel. In Djakarta ontmoette ik iemand die vroeg wat ik deed. ‘Bij ons zoeken ze iemand, een betrouwbaar iemand, die auto’s gaat ophalen in Djakarta en ze naar Soerabaja brengt,’ zei hij mij. Die baan, bij General Motors was dat, nam ik aan en daardoor ben ik zoveel van het land gaan houden. Zo’n prachtig land, de bergen door, de sawahs, de schitterende natuur.

Ze hebben mij verlinkt, toen ik bij General Motors werkte. Iedere week reed ik met nieuwe wagens van Djakarta naar Soerabaja, mijn maten, die het ook moeilijk hadden, hielp ik aan een baan. Zo’n 15 mensen in konvooi.

Ik bracht wagens die kaal waren, we zaten op kistjes met schuimrubber. Er viel niks te stelen. Op klaarlichte dag werd ik opgepakt. Ik vertelde dat ik niets anders deed dan auto’s brengen. Na een maand werd ik overgebracht naar de criminele recherche. Daar had je het slecht en ik was volkomen rechteloos. Ik werd er van verdacht dat ik bij een bepaalde organisatie zat. En ineens lieten ze mij vrij.

Moeder zei: ‘Kom toch naar Nederland, hier is het veilig.’ Moeder was al in 1950 vertrokken. Ik wist niet hoe ik naar Nederland moest komen, ik had geen geld. Je hebt in Indonesië geen recht, dus persoonlijk wilde ik weg uit dat land. Maar ik zag geen kans om te vertrekken.

Een blanke overloper

Van Soerabaja, auto’s afgeleverd, ging ik met de trein terug naar Batavia. Daar werd midden in de nacht op de deur geklopt. Revolver onder mijn neus, en een van mijn maten mee. Naar het bureau. Eén maand bij de militairen, daarna naar de MP, daar hoor je wat er moet gebeuren. Daar zag ik op mijn kaart ‘persona non grata’ staan. Waarom moest ik weg? Ik snapte er niks van. Maar het was een wens die uitkwam. Ik wilde precies weten waarom ik gevangen had gezeten. Het bleek dat een vriend mij had verlinkt, die wilde mijn baan.

Wat rottig was, degene die mij zogenaamd hielp, van hem had ik nog een stempel nodig. Dat was nota bene een Nederlander. Ik kom binnen en zeg: “goedemorgen”. Hij wijst op een bordje, waarop staat: ‘je moet Indonesisch praten”. Toen werd ik weggestuurd. De volgende dag was ik er weer en sprak Indonesisch. Hij was een overloper, een blanke Hollander.

In 1958 ging ik naar Nederland.

Mensen gingen van de boten naar barakken. Barakken van militairen. Alleen mannen, geen gezinnen. De dokter was kwaad, ze mankeerden allemaal wat, ze hadden allemaal koorts. Ik dacht dat het een ziekenhuis was. Later kwam ik in Groenlo bij lieve mensen terecht, maar je at Hollands. Ieder dorp kreeg zijn eigen Indische gezin. Dat noemden ze integratie. Het maakte niet uit waar je terechtkwam. Als ze je mogen is het goed, zo niet dan niet.

In Indië nooit discriminatie

Wij wisten niets van discriminatie, dat hoorde niet bij ons, wij kenden dat niet in Indië. Neem de mens zoals hij is. Je mag nooit vooroordelen hebben. Er was in Indië nooit discriminatie. Japanners hebben dat veroorzaakt, die hebben de haat tegen de blanken aangewakkerd, doodt de Nederlander, de Amerikanen, de Engelsen.

In Nederland was het: Jij zwarte, ga jij maar terug naar je Soekarno. Zij zeiden dat als iets niet goed ging. Een aantal maten van mij kwamen uit de Achterhoek, boertjes die er niks van snappen. Een keer werd het mij teveel, zo’n sufferd zei weer: “Hè jij, ga terug naar Soekarno!” Ik was in staat om een moord te plegen, echt waar. “Hebben jullie ook wat voor je land gedaan?”, riep ik en ik liep achter hem aan met een breekijzer, en hij holde weg en krijste: “hij doet mij wat, hij doet mij wat!” En toch moet je met ze samenwerken.

Ik ging in de fabriek werken omdat we dan een huis zouden krijgen. Eerst moesten we ons inschrijven. En het duurde en duurde. Een maat, mijn beste maat, zei: “Heb je al gehoord van een woning?” Hij zei: “kom mee naar boven, daar zit de baas”. En ik ging met hem naar boven, daar zat de baas. Hij zei: “Ik moet nog gaan trouwen, geef dat huis maar aan Paul.” Dat we het eerst niet kregen, dat was discriminatie, wij waren al getrouwd en we hadden kinderen. Dat hadden we zelf echter niet eens in de gaten.

Er werd van alles gezegd in de buurt. “Die mensen die daar vandaan komen zijn smerige mensen, ze stinken” en daarom kregen we controle van een instelling, of alles wel netjes was. En op krediet kopen, dat lukte ons niet. “Kun je het wel betalen” werd er gesnauwd. Op de pof wilden ze niet verkopen. “Jullie zijn hier nieuw”, en ze wisten niet of ze het konden vertrouwen.

Veel gehuild in het begin

De omgeving was mooi, maar de mensen. Een winkel binnenkomen…. en het werd stil. Als mijn vrouw kookte gingen overal de ramen dicht. ‘Het stonk’. En op een gegeven moment zei mijn zoon tegen een buurman: “Heb je dit geproefd?” En dan vond hij het heerlijk. Later wilden ze allemaal wel een hapje. Indische mensen praten altijd over voedsel. Kom je aan rond etenstijd, dan krijg je te eten. Dat is Indisch. Alles gaat op tafel, iedereen pakt wat die wil.

Heel veel gehuild heb ik in de eerste tijd dat ik Nederland woonde. In de fabriek werken was niks voor mij. Vaak ziek, maar ze konden niets vinden. We hadden een huisarts en die zei: “je hebt heimwee.” En ondanks dat we nauwelijks geld hadden, gingen we op vakantie naar Indonesië. De huisdokter had het aangeraden. We zijn nog tien keer terug gegaan. Daar knapte ik van op.

Ik zou nu niet meer weggaan uit Nederland. We zijn best tevreden. Verjaardagen moet je zien, dan puilt het hier uit. Dat vind ik zo fijn. En zolang ik het nog kan, wil ik het zo houden. Mijn kleinkinderen wonen iets verderop, die komen vaak langs.

Een van mijn broers is in Indonesië gebleven. Hij is heel rijk geweest, maar al zijn spullen zijn geconfisqueerd. Warga negara’s zijn tussen wal en schip gevallen. Die zitten straatarm in Indonesië. Als we daar waren gebleven zaten we tussen de allerarmste.

* Warga Negara’s zijn Nederlanders die indertijd voor de Indonesische nationaliteit hebben gekozen.


Afval verplaatsen

Langs de sawa's liggen greppels die ervoor zorgen dat deze rijstvelden goed geïrrigeerd kunnen worden als er te weinig water van boven komt. Omdat er veel afval in deze greppels ligt moeten ze wel schoon gehouden worden omdat anders de doorstroming stagneert. Dit schoonmaken doet men met zijn allen in de vroege ochtend. Het afval wordt op de kant gegooid en niet opgeruimd. Dus bij de eerste de beste flinke hoosbui met heel veel hemelwater spoelt deze zooi weer terug de greppel in en kan men weer opnieuw beginnen. Maar dat gebeurt niet eerder dan na de plant- en oogsttijd van de rijst. Nu is het schoon en het water loopt soepel de sawa’ in. Aan de ene kant van de weg verplaatsen het vieze zwerfafval en aan de andere kant maken ze zich klaar om de jonge rijstplantjes te gaan





donderdag 18 maart 2021

maandag 15 maart 2021

Niet stil meer

 De Dag van de Stilte (Nyepi) ligt weer achter ons. Het normale Balinese leven gaat weer verder maar eerst vandaag met z’n allen naar het strand.

Het strand stil en verlaten gisteren op Nyepi Dag
Het strand vandaag om 07.00 uur

zaterdag 13 maart 2021

Hari Raya Nyepi

Morgen zondag 14 maart is Bali weer volledig in de ban van Hari Nyepi, de dag van de Stilte.

Nyepi of de Dag van de Stilte is een hindoefeestdag op het Indonesische eiland Bali, die jaarlijks plaatsvindt op de nieuwjaarsdagvan de maankalender van het eiland. De dag ervoor zijn de Ogoh Ogoh (Oudejaarsdag) optochten die wegens COVID-19 het tweede achtereenvolgende jaar niet uitgevoerd mogen worden. 

Op de Dag van de Stilte wordt er niet in gemotoriseerde voertuigen gereden, mag men niet van het erf, wordt er geen water gekookt en wordt in plaats daarvan gemediteerd en gevast. Alle winkels, scholen, banken en andere instellingen zijn gesloten en de lichten blijven uit. Verder wordt de toegang tot het eiland ontzegd en kan men het dus niet bezoeken per vliegtuig of boot. Ook het mobiele internet wordt afgesloten maar internet via een vaste telefoonlijn blijft wel beschikbaar. Wij hebben zondag geen internet omdat wij gebruik maken van het mobiele netwerk van de provider Telkomsel. SMS berichten en bellen blijft wel beschikbaar.


De “Pecalang” (Balinese BOA’s of Tempelpolitie) is alert dat niemand zich buiten zijn erf beweegt. 

De dag vóór Nyepi

Vandaag is het de laatste dag van het jaar volgens de Balinese kalender en dat betekent dat het morgen Hari Nyepi, de dag van de Stilte, is. Vandaag wordt er niet of nauwelijks gewerkt en doet men rustig aan. Morgen mag men niets doen en mag men niet van het erf. Terwijl onze buurmannen keuvelen en roken in de “balai” stampt de ene buurvrouw traditioneel een “bumbu” (kruidenmix om te koken) in de vijzel en de andere buurvrouw maakt rijstkoeken.



vrijdag 12 maart 2021

Nog een jaar te gaan!

Deze planning (onder voorbehoud)  betreffende het openstellen van Ubud en Nusa Dua is geplaatst op internet.

Volgens deze planning zijn er 3 fases. In fase 1 wordt de bevolking in het betreffende gebied gevaccineerd en alle CHSE protocollen ingevoerd. Deze fase loopt tot en met Juni 2021.

In fase 2 worden de gebieden geopend voor binnenlandse toeristen. Deze fase start in Juli 2021. In de periode Oktober tot en met December 2021 zullen buitenlandse inspecteurs worden uitgenodigd om de situatie te beoordelen.

In fase 3, welke begint in Januari 2022, zullen de eventuele aanbevelingen voor het openstellen voor buitenlandse toeristen worden ingevoerd. Ook zal, in deze periode tot Maart 2022, contact worden gezocht met buitenlandse reisagenten voor een promotie campagne. Vanaf April 2022 zouden buitenlandse toeristen dan weer welkom zijn.

Hierbij moet wel worden opgemerkt dat hier niets zeker is en dagelijks de regels worden gewijzigd.


dinsdag 9 maart 2021

Noeste werkers

Het werken op de sawas is een harde klus. Al heel vroeg in de ochtend staan ze tot hun enkel vastgezogen in de modder om het rijstveld te prepareren voor de volgende aanplant. De ploeger begint zijn werkzaamheden zelfs al als het nog donker is.


Dit is de ploeger met zijn lampie.

zaterdag 6 maart 2021

Een prachtig begin van de dag

Het is kwart over zes in de ochtend. We zien de zon schitterend opkomen terwijl de vissers terugkomen van een nacht op zee. Wij vervolgen onze wandeling over het strand richting de sawas. De boer start zijn Yamahabuffel en begint te ploegen. Verderop wachten de witte reigers geduldig op een lekker ontbijtje. Wij lopen door en genieten links en rechts van de prachtige glinsterende rijstvelden. De eenden doen kwakend hun werk. Links af naar het dorp. Het dorp door en daar zien we verse kip op een tafel langs de straat. Vandaag effe niet. Verderop bij de warung is even niemand aanwezig dus pikken de duiven (Burung kukur) brutaal een graantje mais mee van de tafel. Onze wandeling zit er bijna weer op. Nog een paar honderd meter en we zijn weer thuis. Tijd voor een bak thee en een ontbijtje. Het begin van een nieuwe prachtige dag is een feit.